Ramon wil naar huis

Hebben de professionals de samenwerking op orde, leveren zij de beste zorg. 

Ramon, 28 jaar, verblijft sinds twee maanden bij afdeling Dennenrust, een revalidatieafdeling van het verpleeghuis. Voorheen woonde Ramon in zijn eigen appartement. Door een ongeval heeft hij niet-aangeboren hersenletsel en een dwarslaesie. Hij werkt hard om zijn mobiliteit, concentratievermogen en geheugen (meer) terug te krijgen. Hij wil zo snel mogelijk naar zijn eigen huis. 

De artsen hebben Ramon verteld dat het, met name vanwege zijn hersenletsel, niet waarschijnlijk is dat hij ooit nog zelfstandig kan wonen. Ramon lijkt dit echter steeds te vergeten: iedere dag vraagt hij aan de verpleegkundigen wanneer hij naar huis mag.
Met de familie van Ramon is afgesproken dat men eerlijk tegen hem is over zijn herstelmogelijkheden en de toekomst. De meeste verpleegkundigen vertellen hem dan ook dat hij niet meer in zijn huis zal kunnen wonen.
Iedere keer dat Ramon dat te horen krijgt, wordt hij boos. Hij gooit met spullen die in de buurt liggen, beukt zijn rolstoel tegen de keukenkastjes of scheldt in zijn onmacht en verdriet de verpleegkundigen uit. Ook richt hij zijn woede op andere patiënten: “Jullie zijn stokoud, jullie horen hier! Maar IK niet, ik heb nog een heel leven voor me!”
Het duurt op zo’n moment lang voordat hij weer gekalmeerd is, waarna er na een poos vanzelf weer een nieuwe vraag komt: “Wanneer mag ik naar mijn huis?”

Jeannet, zijn EVV’er, weet dat de arts hem vandaag een bezoek brengt. Jeannet wil even met haar afstemmen omtrent de emoties van Ramon. Net als Jeannet de kamer van Ramon binnenloopt, hoort zij de arts zeggen: “Ramon, als je goed oefent met de therapeuten, ben je zó weer thuis! Geen zorgen.” Ramon straalt. “Hoor je dat, Jeannet?” vraagt hij. 

De EVV’er weet niet hoe zij het heeft!
In een overleg met Ramon, familie, teamleden én de arts is besproken dat men eerlijk is tegen Ramon. De neuroloog, de psycholoog, de revalidatiearts, iedereen heeft gezegd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat iemand met dit letsel zelfstandig kan wonen. Waarom zou de arts haar patiënt valse hoop geven?

Als Jeannet de arts hier later naar vraagt, antwoordt deze: “Ramon heeft óók last van zijn verdriet en boosheid als hij iedere dag meerdere malen ‘nee’ te horen krijgt. Op deze manier zijn zijn emoties en zijn gedrag jegens jullie ook beter te reguleren.”

De familie is niet blij met deze gewijzigde koers en staan erop dat de verpleegkundigen eerlijk blijven. Enkele verpleegkundigen uit het team begrijpen dit en houden zich aan de afspraak. Anderen zijn het met de arts eens en vertellen Ramon wat hij zo graag wil horen. Maar de EVV’er staat in een spagaat. Zij merkt dat de gewijzigde koers onrust oplevert in het team, bij de familie en ook bij Ramon. Maar zij kan de arts niet zomaar afvallen… En hoe gaat zij nieuwe collega’s hierin meenemen? Hoe krijgt de EVV’er de goede zorg voor deze jongeman weer in eenieders vizier?

Samenwerken met familie vraagt (als eerst) samenwerking van de professionals onderling. Hebben de professionals de samenwerking op orde, leveren zij de beste zorg. 

*de illustraties bij dit bericht zijn te vinden in de leermiddelen van de 1,2,3hoekskit

Leuk dat je stappen wilt zetten!